Opdracht 4

Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten

1000 tot 1500


De leerdoelen van Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten

  • Je kunt beschrijven dat de opkomst van handel en ambacht er voor zorgde dat steden

      terug kwamen,

  • Je kunt de ontwikkeling naar zelfstandigheid van steden beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat een gilde inhoudt.

 



 

De opkomst van handel en ambacht die ervoor zorgde dat steden terug kwamen

Rond het jaar 1000 werd het rustiger in Europa.

Er waren niet zoveel oorlogen meer en de Europese bevolking begon te groeien.

Om ervoor te zorgen dat iedereen te eten had, moest de opbrengst van het land groter worden.

Boeren gingen allerlei nieuwe technieken uitproberen zoals verbeteringen aan werktuigen

zoals de ijzeren ploeg.

Dit alles zorgde ervoor dat er meer opbrengsten kwamen uit de landbouw.

Hierdoor hoefde niet iedereen meer boer te zijn.

Sommige mensen begonnen aan een ander beroep/ambacht en werden ambachtslieden.

 

 

De opkomst van de burgerij en de zelfstandigheid van steden

De producten die de boeren over hadden en de producten van de ambachtslieden werden

opgekocht door handelaren.

Deze handelaren trokken naar plaatsen waar veel mensen op af kwamen zoals kruispunten

van rivieren en wegen, omdat deze goed bereikbaar waren.

Of bij kastelen en kloosters, omdat deze goed beschermd werden.

De handel leverde veel geld op en daarom wilden veel landheren dat er veel handelaren

in hun gebied kwamen.

Zij gaven de handelaren allerlei voordelen.

Handelaren gingen in dat gebied wonen, vaak vlakbij elkaar.

Zo ontstonden er nieuwe steden.

De mensen die in de steden kwamen te wonen maakten afspraken met de landheer,

de baas van het gebied.  

Zo mochten zij zelf de regels van de stad bedenken en misdadigers straffen.

In ruil daarvoor wilde de heer geld. Deze afspraken noem je stadsrechten.

 

 

Het begin van staatsvorming en centralisatie

Steeds meer mensen zagen het stukje land dat hun voorvaderen van de koningen hadden

gekregen als van hun zelf.

De koning accepteerde dit niet en hierdoor ontstonden er oorlogen.

Dit moest anders dachten vele koningen. Daarom bedachten zij ambtenaren.

Een ambtenaar kreeg een contract, daarin stonden zijn taken.

Als een ambtenaar zijn taken niet goed uitvoerde dan werd hij ontslagen.

Voor het uitvoeren van de taken kreeg de ambtenaar een salaris.

De ambtenaren moesten aan de koning vertellen hoe het in zijn land ging.

In het begin reisde de koning daarom het hele land door.

Dit kostte veel tijd, geld en energie en hierdoor kon de koning zijn land niet meer goed

besturen.

Om dit op te lossen besloten koningen op één plaats te blijven, centraal in het land.

Eens in de zoveel tijd kwamen alle ambtenaren naar deze plek en er werd daar vergaderd

over hoe het in het land ging.

 

Burgers en gilden

Een stad met stadsrechten mocht zichzelf besturen.

De stad mocht ook eigen munten slaan en een stadsmuur bouwen.

Zo'n stad moest dan wel belasting betalen.

Mensen die in steden woonden, werden burgers genoemd.

Burgers die aan nijverheid deden noem je ambachtslieden.

Zij waren lid van een gilde.

Dat is een vereniging van mensen met hetzelfde beroep.

In een gilde waren er strenge regels over de prijs en de kwaliteit van de producten.

De leden waren verplicht om elkaar te helpen bij ziekte of overlijden.

Het gilde zorgde ook voor de opleiding van ambachtslieden.

 




Maak jouw eigen website met JouwWeb